-
1 samenraapsel
〈 pejoratief〉♦voorbeelden: -
2 gel
n. gel--------v. stollen; ge(lei)achtig makengel1————————gel2 -
3 great
adj. groot; belangrijk; groots; uitstekendgreat1[ greet]♦voorbeelden:II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord voornamelijk meervoud; the〉1 groten ⇒ vooraanstaande/prominente figuren♦voorbeelden:1 great and small • iedereen, uit alle lagen van de bevolkingIII 〈meervoud; Greats〉1 eindexamen (voor Bachelor of Arts) 〈 in Oxford, in het bijzonder in klassieke letteren en wijsbegeerte〉————————great2〈 greatness〉♦voorbeelden:1 a great man • een groot/nobel manI'm the greatest! • ik ben de allergrootste!II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 groot ⇒ belangrijk, vooraanstaand6 groot ⇒ ijverig, enthousiast♦voorbeelden:Greater London • Groot Londena great occasion • een belangrijke gelegenheidthe Great Powers • de grote mogendhedenthe Great Wall of China • de Chinese Muura great loss • een zwaar verliesa great many • heel wat, een heleboelGreat Dane • Deense dogGreat Divide • hoofdwaterscheiding 〈 in het bijzonder Rocky Mountains〉; 〈 figuurlijk〉 grens tussen leven en doodgreat crested grebe • fuut〈 slang〉 go great guns • veel succes hebben, als een trein lopenat great length • uitvoeriggo to great lengths • erg ver gaan, erg zijn best doenhe's a great one for forgetting his diary • hij vergeet altijd maar zijn agendano great shakes • niets bijzonders, niet iets om over naar huis te schrijvenbe in great spirits • opgewekt zijnset great store by/on • grote waarde hechten aanthe greatest thing since sliced bread • iets fantastischgreat tit(mouse) • koolmeesthe Great War • de Eerste Wereldoorlog1 goed ⇒ bedreven, handig♦voorbeelden:————————great3♦voorbeelden: -
4 parade
n. parade, (uiterlijk) vertoon, show--------v. houden van een parade; houden van een demonstratie; demonstrerenparade1[ pəreed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 parade ⇒ (uiterlijk) vertoon, show♦voorbeelden:1 make a parade of • paraderen/pronken met————————parade21 paraderen ⇒ een optocht houden, defileren2 paraderen ⇒ pronken, pralen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (opzichtig) heen en weer lopen in/op ⇒ rondparaderen in/op -
5 politics
n. politiek; politieke standpunten[ pollittiks] 〈 werkwoord voornamelijk enkelvoud〉2 politiek♦voorbeelden:3 what are his politics? • wat voor politieke ideeën houdt hij er op na?→ practical practical/ -
6 eropna houden
eropna houdenkeep 〈 personeel, dieren, gezelschap〉; 〈 personeel ook〉 employ; 〈 figuurlijk〉 hold, have, entertain 〈 ideeën, voornamelijk merkwaardige〉 -
7 eropna
♦voorbeelden:¶ eropna houden • keep 〈 personeel, dieren, gezelschap〉; 〈 personeel ook〉 employ; 〈 figuurlijk〉 hold, have, entertain 〈 ideeën, voornamelijk merkwaardige〉een woordenboek eropna slaan • consult a dictionary -
8 modern
1 modern♦voorbeelden:moderne ideeën • modern/progressive ideasvan/in de moderne tijd • of the modern age, in modern timesmodern denken • be a progressive thinkerhet huis is modern ingericht • the house has a modern interioruitgerust met de meest moderne wapens • equipped with the most modern/up-to-date weaponsuiterst modern • ultra modern -
9 uitwisselen
♦voorbeelden:ervaringen uitwisselen • compare notes
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский